TTMIK niveau 2 les 12
We hebben het over getallen gehad (sino en native) en over tijdsaanduiding
Dus waarom praten we dit keer niet over de datum?
Namen van de maanden
In het Koreaans zijn de namen van de maanden heel eenvoudig.
Je hoeft alleen maar het woord '월' , wat "maand" betekent, achter het Sino -. Koreaanse nummer te plaatsen
januari: 1월 / 일월
februari: 2월 / 이월
maart: 3월 / 삼월 [sa-mwol]
april: 4월 / 사월
mei: 5월 / 오월
juni: 6월 / 유월
juli: 7월 / 칠월 [chi rwol]
augustus: 8월 / 팔월 [pa-rwol]
september: 9월 / 구월
oktober: 10월 / 시월 [si-wol]
november: 11월 / 십일월 [si-bi-rwol]
december: 12월 / 십이월 [si-bi-wol]
Welke maand: '몇 월 [myeo-dwol]'
Dagen van de maand
De dagen zijn net zo makkelijk in het Koreaans.
Je zegt gewoon het Sino-Koreaanse nummer en het woord '일 [il]' , "dag".
'1 일, 2 일, 3 일, 4 일, ..., 29 일, 30 일, 31 일'
Voorbeelden
Welke datum: 며칠
Let op de uitspraak van de laatste lettergreep! De ㅊ neemt de plek van de ㅇ in.
몇월 며칠이에요?
오늘 몇월 며칠이에요?
= Welke datum is het vandaag?
생일이 몇월 며칠이에요?
=Op welke dag is je verjaardag?
Je kan echter ook vragen:
생일이 언제여요?
=Wanneer is je verjaardag?