TTMIK niveau 1 les 19

From Korean Wiki Project
Jump to: navigation, search

In deze les leren we hoe je „wanneer“ zegt in het Koreaans. Bovendien leren we hoe je vragen stelt als: „Wanneer heb je dat gedaan?“, „Wanneer ben je aangekomen?“, „Hoe laat sta je ‘s morgens op?“.

언제 Engelse romanizatie: [eon-je], Nederlandse uitspraak: [òn-djé] = wanneer

Anders dan bij 어디, dat je als partikel moet gebruiken, kan 언제 zelfstandig gebruikt worden.

Laten we kijken, hoe je 언제 in de bovenste voorbeelden gebruikt:


1) „Wanneer heb je dat gedaan?“
Wanneer = 언제
Jij hebt (het/dat) gedaan. = 하다 + 였어요 = 했어요
Heb jij (het/dat) gedaan)? = 했어요?
Wanneer heb je (het/dat) gedaan? = 언제 했어요?

2) „Wanneer ben je aangekomen?“
aankomen, arriveren = 도착하다
Jij bent aangekomen. = 도착했어요
Ben jij aangekomen? = 도착했어요?
Wanneer ben je aangekomen? = 언제 도착했어요?

3) „Wanneer ben je gekomen?“
komen = 오다
Je bent gekomen. = 왔어요 ( 와 = [wa] )
Ben je gekomen? = 왔어요?
Wanneer ben je gekomen? = 언제 왔어요?

4) „Wanneer/Hoe laat sta je op?“
opstaan = 일어나다
Jij staat op. = 일어나요
Sta je op? = 일어나요?
Wanneer sta je (‘s morgens) op? = 언제 일어나요?


Enkele veel gebruikte woorden:

오늘= vandaag
어제= gisteren
내일= morgen
지금= nu
아까= zonet / even geleden (maar wel vandaag)
나중에 = later